Kaapstad, we zijn er. Vanaf ons hotelletje in de wijk Sea Point nemen we de auto, de kustweg volgend, naar de stranden van het chique Camps Bay. Later gaan we met een local de townships in en zien we de andere kant van deze voor-ieder-wat-wils wereldstad.
Bijna alles is hier wit. Zo ook de meeste auto’s, al zijn wij een knalrode uitzondering met ons wagentje dat vanwege de niet geheel vlekkeloze rijkunsten van onze chauffeur, een goede vriend en een schat van een man overigens, dienstdoet als gevarendriehoek. Al slingerend en bijna-botsend rijden we langs blanke villa’s, die opklimmen tegen de Kaapse heuvels. Hun grote terrassen kijken neer op het blauwe water dat glanst en glinstert als het glas van een RayBan zonnebril. Zacht rollend tikken de witte schuimkopjes van de zee de stranden aan, die bevolkt worden door witte toeristen op witte bedjes. Alleen de mensen die de bedjes verhuren en spullen verkopen hebben een donkere huidskleur, en komen hard op je afgerend als je je eerste teen op het witte zand hebt gezet.
Het geluid van de saxofoon van een jazzmuzikant en het ruisen van de zee wordt afgewisseld door het geroep van deze verkopers van hoedjes tegen de felle stralen van de genadeloze vuurbal aan de hemel, of die van stukken meloen om je dorst te stillen. Wij zijn helemaal niet berekend op een middagje strand, maar laten ons toch een bedje, een hoed en een stukje meloen aansmeren.
Bijna net zo rood als ons autootje nemen we later plaats op een van de Camps Bay terrassen, waar we twijfelen tussen kreeft en sushi en witte wijn bestellen die door zijn koude temperatuur het glas wazig maakt. Is dit Afrika?, vraag ik me af als ik door mijn glas de boulevard met wiegende palmbomen tegenover ons bekijk en op een stukje zalm en avocado kauw. Is dit het continent van rode aarde, stof, armoede en malariamuggen? Als het hier al is, is het in de verste verte niet te bekennen. Dit is een vakantieparadijs. En ook al geniet ik volop, ergens knaagt er iets. Hier zit ik dan, wit (nou ja, inmiddels rood) te wezen in een deel van een stad dat uit een ander stuk wereld lijkt te zijn geplukt, Zuid-Frankrijk ofzo, en het is hier gewoon neergeplant.
DE TOWNSHIPS IN
Een paar dagen later bel ik Gary. ‘Als je een ander deel van Kaapstad wil zien,’ had een vriendin van mij gezegd, ‘dan moet je hem bellen.’ Hij is geen reisleider, geen gids, gewoon een man die ik niet ken. ‘Kan je ons meenemen?,’ vraag ik als hij opneemt. ‘Morgenochtend om 7 uur sta ik bij jullie voor het hotel.’ Dan weet ik nog niet dat hij zelf om 5 uur op moet staan om door de ochtendspits van Kaapstad op tijd bij ons te zijn. Bongi, onze gastvrije receptioniste uit Delft (een van de townships) belt ons om kwart voor zeven op om te melden dat er een meneer op ons staat te wachten.
Als ik de houten treden van onze Casa naar beneden loop, betrap ik mezelf erop dat ik me afvraag wat voor huidskleur hij heeft. Net aangekomen in Zuid-Afrika stond ik met mijn oren te klapperen toen ik, tijdens ons bezoek aan bijvoorbeeld Robbeneiland, mensen hoorde praten over ‘black’ en ‘white’ people. Het leek of het de normaalste zaak van de wereld was dat je mensen in die twee groepen onderverdeelt. En al voor ik...
... de zwart-witte pinguïns van Boulders beach zag had ik door: de wereld is hier zwart-wit. Wen er maar aan. Deal er maar mee.
Gary blijkt een van de vele uitzonderingen. De kleur van zijn huid is niet zwart of wit. Later, in het museum waar hij ons mee naartoe neemt, zie ik dat hij door het apartheidsregime in het hokje ‘kleurling’ zou zijn gestopt. Gary stapt in onze auto en gidst ons richting de snelwegborden, hoog over Kaapstad, door het drukke verkeer. Bij de afslag Langa slaan we af. We stoppen op een parkeerplek vlakbij een buurtcentrum van het oudste township in de regio. Het is nog amper licht, er is bijna niemand op straat.
Langzaam wordt het aantal schoolkinderen in wit en blauwe uniformen talrijker en zien we hoe de kleintjes langs de auto lopen, nieuwsgierig naar binnen kijkend. Intussen vertelt Gary over de geschiedenis van zijn land. Over de apartheidsperiode die tot begin jaren negentig duurde en hoe vanaf 1994 in de tijd van Mandela werkgevers praatsessies organiseerden om zwarte en witte werknemers hun gevoelens tegenover elkaar te laten uiten. Hij kijkt daar met een goed gevoel op terug, al weet hij ook dat zijn land nog een lange weg heeft te gaan.
Wanneer het bezoekerscentrum even later opengaat, stappen we uit om de township te bezoeken. Onze gids Anthony leidt ons door de wijk die verdeeld is in verschillende categorieën: van containerwoningen met golfplaten tot de nettere huizen die de bewoners voor de grap ‘Beverly Hills' noemen. Tijdens onze rondleiding vertelt Anthony dat hij er bewust voor kiest in de township te blijven wonen. 'Ik heb een tijd in Duitsland gewerkt en woonde in een mooi huis, maar iedereen zat binnen. Ik werd daar niet gelukkig en besloot terug te gaan naar mijn familie in Langa. Iedereen kent elkaar en zelfs de mensen uit het betere deel van de wijk komen hierheen voor de braai omdat het zo gezellig is.' Ik baal dat ik hier niet op zondag ben, want als ik de verhalen moet geloven mis ik het leukste feest van de stad.
ZIJN WIJ NOU ZO ANDERS
De township heeft een klein museumpje. Een man die Steve heet geeft ons een korte inleiding, voor hij ons verder door de drie kamers met informatieposters en wat attributen leidt. In de bril die hij op zijn neus heeft hangen is een glas kapot. Hij laat ons de ‘dompas’ zien, een boekje dat mensen met een donkere huidskleur altijd bij zich moesten dragen om aan te tonen dat ze toestemming hadden om op die plek op de wereld te zijn. De plek werd hun aangewezen door het blanke regime in de ‘Land Act’, een verdrag dat de grond van Zuid-Afrika oneerlijk verdeelde. Negentig procent kwam in handen van de witte, tien procent van de zwarte bevolking. En die tien procent, dat was niet het betere deel van het land. De mensen werden verbannen naar de buitenwijken, waar ze leefden in grote armoede. Al is er het een en ander verbeterd, de tweedeling in de stad is nooit verdwenen.
Steve stroopt zijn mouw op. Ik kijk naar zijn caramelkleurige huid. Hij houdt zijn arm naast de mijne en ik zie hoe die er iets bleker en roder tegenaf steekt, al scheelt het niet veel. ‘Zijn wij nou anders?’ vraagt hij mij. ‘Jij bent toch niet wit, zoals die muur, en ik toch niet zwart, zoals de letters op de posters?’ Ik kijk hem aan door zijn bril, dwars door het gat waar ooit een glas zat, en zeg: ‘Nee, we zijn eigenlijk precies hetzelfde.’
Let's go to…
My World is Yours hecht belang aan het onafhankelijk kunnen schrijven over de bestemmingen. Ben je geïnspireerd geraakt door de verhalen en/of heb je bruikbare tips gekregen en zou je in de toekomst graag meer reisverhalen lezen op My World is Yours? Doe dan hier een kleine bijdrage voor het onderhouden en uitbreiden van deze website. Alvast heel erg bedankt!
My World is Yours hecht belang aan het onafhankelijk kunnen schrijven over de bestemmingen. Ben je geïnspireerd geraakt door de verhalen en/of heb je bruikbare tips gekregen en zou je in de toekomst graag meer reisverhalen lezen op My World is Yours? Doe dan hier een kleine bijdrage voor het onderhouden en uitbreiden van deze website. Bij een bijdrage vanaf € 5,- ontvang je een mooi vormgegeven e-book (in PDF) van een land naar keuze. Alvast heel erg bedankt!
en ontvang een e-book